1887 - 1948 (60 jaar)
-
Naam |
Eduard Louis van Oostrom Soede |
Geboorte |
6 aug 1887 |
Aalten(GL) [1] |
Geslacht |
Mannelijk |
Verblijfplaats |
vóór 19 apr 1917 |
Phoenix, unknown county, unknown state [USA] [2] |
Verblijfplaats |
19 apr 1917 |
Den Haag(ZH) [2] |
komende van Phoenix, Amerika |
Verblijfplaats |
21 jan 1919 |
Groede(Z) [2] |
vetrokken uit Den Haag |
Verblijfplaats |
8 sep 1919 |
Den Haag(ZH) [2] |
komende van Groede |
Verblijfplaats |
27 apr 1921 |
Rotterdam(ZH) [2] |
vertrokken uit Den Haag |
Verblijfplaats |
26 jun 1921 |
Ellis Island, Jersey City, New Jersey [USA] [3] |
passeert via Ellis Island, New York |
Verblijfplaats |
3 jun 1932 |
New York, New York [USA] [4] |
op de akte staat Amsterdam doorgehaald en is met potlood New York bijgeschreven. |
Verblijfplaats |
3 jun 1932 |
Ellis Island, Jersey City, New Jersey [USA] [4] |
passeert hier als 44-jarige, ongehuwde immigrant. Spreekt Nederlands, Engels, Spaans en Duits. |
Overlijden |
2 maart 1948 |
New York, New York [USA] [6, 7] |
Oorzaak: ongeval |
- Paul Breevaart meldt 1947 [5]
|
Persoon-ID |
I1782 |
VanderHeide |
Laatst gewijzigd op |
12 jul 2016 |
-
Gebeurteniskaart |
|
| Geboorte - 6 aug 1887 - Aalten(GL) |
|
| Verblijfplaats - komende van Phoenix, Amerika - 19 apr 1917 - Den Haag(ZH) |
|
| Verblijfplaats - vetrokken uit Den Haag - 21 jan 1919 - Groede(Z) |
|
| Verblijfplaats - komende van Groede - 8 sep 1919 - Den Haag(ZH) |
|
| Verblijfplaats - vertrokken uit Den Haag - 27 apr 1921 - Rotterdam(ZH) |
|
| Verblijfplaats - passeert via Ellis Island, New York - 26 jun 1921 - Ellis Island, Jersey City, New Jersey [USA] |
|
| Verblijfplaats - op de akte staat Amsterdam doorgehaald en is met potlood New York bijgeschreven. - 3 jun 1932 - New York, New York [USA] |
|
| Verblijfplaats - passeert hier als 44-jarige, ongehuwde immigrant. Spreekt Nederlands, Engels, Spaans en Duits. - 3 jun 1932 - Ellis Island, Jersey City, New Jersey [USA] |
|
| Overlijden - Oorzaak: ongeval - 2 maart 1948 - New York, New York [USA] |
|
|
Pin Legenda |
: Adres
: Locatie
: Stad/Dorp
: Gemeente/Graafschap
: Staat/Provincie
: Land
: Nog niet ingesteld |
-
-
Aantekeningen |
- Dat hij ongehuwd was lijkt ten grondslag te liggen aan het feit dat hij homoseksueel was. Dit heeft eenmaal geleid tot een gevangenisstraf, omdat hij was opgepakt in het bijzijn van o.a. Prins Hendrik, Louis Couperus, rotmeester C.J.J. Sixma baron van Heemstra, Axel Fürst von Thurn und Taxis. Alleen Van Heemstra en Van Oostrom Soede werden veroordeeld. [9]
|
-
Bronnen |
- [S74] BS Aalten, geboortes, (Gelders Archief), 26 feb 2016, http://www.geldersarchief.nl/zoeken/?mivast=37&miadt=37&miaet=185&micode=0207&minr=41011663&miview=ldt (Betrouwbaarheid: 3).
Kind:Eduard Louis van Oostrom Soede
Geslacht:Man
Geboorteplaats:Aalten
Geboortedatum:zaterdag 6 augustus 1887
Vader:Hendrik Albertus van Oostrom Soede
Leeftijd:40
Beroep:-, predikant
Moeder:Maria Teves
Beroep:zonder beroep
Gebeurtenis:Geboorte
Datum:zaterdag 6 augustus 1887
Gebeurtenisplaats:Aalten
Documenttype:BS Geboorte
Erfgoedinstelling:Gelders Archief
Plaats instelling:Arnhem
Collectiegebied:Gelderland
Archief:0207
Registratienummer:6771
Registratiedatum:6 augustus 1887
Akteplaats:Aalten
Pagina G|Aal|||6771||Soe|
Bron: 274
Titel Wie was wie
Auteur
Publicatie http://wiewaswie.nl
Notitie 2256639252
- [S4338] Bevolkingsregister gemeente Den Haag, (Gemeentearchief Den Haag), 24 feb 2016, http://denhaag.digitalestamboom.nl/%28S%28lmsj0c5u1d13npyeri2dypmt%29%29/scan.aspx?book=R&id=757987 (Betrouwbaarheid: 3).
- [S82] Parenteel Jan Soede, (http://www.mijn-genea.nl/genea/member/van-santen), 27 feb 2016, http://www.mijn-genea.nl/genea/member/van-santen (Betrouwbaarheid: 3).
Eduard L. van Oostrom Soede was 33 jaar oud, ongehuwd, op 26 juni 1921 als passagier aan boord van de SS Ryndam van Rotterdam naar New York, Ellis Island (bron: familysearch)
- [S95] FamilySearch, (FamilySearch), 18 mrt 2016, https://familysearch.org/ark:/61903/3:1:33S7-958W-CWG?mode=g&i=389&wc=MFK9-TZ9%3A1029993101%3Fcc%3D1923888&cc=1923888 (Betrouwbaarheid: 3).
- [S97] Website Paul Breevaart, (Myheritage), 30 jun 2016, https://www.myheritage.nl/site-family-tree-218319021/breevaartvan-oostrom-soede (Betrouwbaarheid: 3).
- [S94] Websites en zoekresultaten MyHeritage, (MyHeritage), 18 mrt 2016, https://www.myheritage.nl/research?action=query&formId=1&formMode=0&qname=Name+fnmo.2+fnmsvos.1+fnmsmi.1+ln.Van%2F3Oostrom%2F3Soede+lnmo.3+lnmsdm.1+lnmsmf3.1+lnmsrs.1 (Betrouwbaarheid: 0).
- [S162] Haarlems Dagblad, (www.delpher.nl), 12 jul 2016, http://nha.courant.nu/issue/HD/1948-03-15/edition/0/page/4 (Betrouwbaarheid: 3).
- [S4210] gemeente Harlingen, BS gemeente Harlingen, huwelijken, (allefriezen.nl), 28 okt 2015, http://www.allefriezen.nl/zoeken/deeds/b6137d4f-6fb6-f834-d3cc-dc7692a21f7e?person=3253da4f-2579-773b-d17f-03a069b02034 (Betrouwbaarheid: 3).
Bron Burgerlijke stand - Huwelijk
Archieflocatie Tresoar, Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum
Algemeen Toegangnr: 30-15
Inventarisnr: 2028
Gemeente: Harlingen
Soort akte: Huwelijksakte
Aktenummer: 6
Datum: 14-01-1875
Bruidegom Hendrik Albertus van Oostrom Soede, 28, predikant te Sint Johannesga, wonende te Utrecht
Geboorteplaats: Zeist, provincie Utrecht
Bruid Maria Teves, 22, zonder beroep, wonende te Harlingen
Geboorteplaats: Harlingen
Vader bruidegom Egbert van Oostrom Soede, banketbakker, wonende te Zetten
Moeder bruidegom Albertha Zwier, zonder beroep, wonende te Zetten
Vader bruid Teves Jans Teves, cargadoor, wonende te Harlingen
Moeder bruid Trijntje van der Heide, zonder beroep, wonende te Harlingen
- [S155] Parenteel van Arien Dirksz Bisdom, (http://www.alken.info/wijckerheld/), 30 jun 2016, http://www.alken.info/wijckerheld/ (Betrouwbaarheid: 3).
Frédéric Bastet verwees de geruchten in zijn biografie al naar het rijk der fabelen. Maar de anekdote is blijkbaar te sappig om niet telkens weer ergens de kop op te steken: de suggestie dat Louis Couperus, samen met niemand minder dan prins Hendrik en Abraham Bredius, tijdens een politie-inval in een residentieel jongensbordeel zou zijn aangetroffen. Het Haagse Zedenschandaal van 1920 is nu eindelijk, ruim 80 jaar na dato, tot op de bodem uitgezocht.
Door Paul Snijders
Op vrijdag 12 maart 1920 meldt de liberale Haagse krant Het Vaderland in een klein stukje: ?Naar wij vernemen is de politie hier ter stede op het spoor gekomen van een uitgebreid zedenschandaal van niet nader te omschrijven aard, waarbij ook personen uit de meer gegoede standen betrokken zijn.? Homoseksuele zedenschandalen waren niets ongewoons, zeker in de eerste helft van de twintigste eeuw.
Want in 1911 was de Nederlandse zedenwetgeving herzien. Toen werd het artikel 248bis ingevoerd, dat gelijkgeslachtelijke contacten tussen mannen van boven de 21 met mannen beneden die leeftijd verbood. Bij heteroseksuele contacten bedroeg die leeftijd zestien jaar. Het nieuwe wetsartikel resulteerde in veel nieuwe misdrijven en ijverige vervolgingen, en had ook veel chantage tot gevolg.
Degenen die wisten dat ze homo waren hadden geen gemakkelijk leven. Het was niet eenvoudig om in contact te komen met gelijkgezinden. Hoogst zelden stond er iets in kranten of tijdschriften over homoseksualiteit, en boeken waarin dat onderwerp wetenschappelijk werd behandeld waren moeilijk te krijgen. In de Haagsche Courant van 1918 kon een geïnteresseerde lezer één keer een heuse contactadvertentie tegenkomen: ?Jongeman H.S. 22 jaar zoekt een gelijkvoelende vriend?. Maar je moest dan wel toevallig weten wat die afkorting betekende. Voor de meesten was alleen een leven mogelijk van verstolen blikken en voorbijgaande contacten.
Maar juist in de jaren rond 1910-1920 werden er boeken gepubliceerd die een gunstig effect hadden op het zelfbewustzijn van homoseksuelen. In de romans en de poëzie van Jacob Israël de Haan, in Strofen van Andries de Hoghe van Boutens, en natuurlijk in De berg van licht en De komedianten van Couperus, kon de ?Uraniër? zichzelf herkennen. Even belangrijk voor de homo?s van toen waren minder getalenteerde, nu vergeten schrijvers als M.J.J. Exler, Adolphe Engers en Charley van Heezen, die romans publiceerden met een voorlichtende strekking. De titels, die bedoeld waren om homoseksuelen een hart onder de riem te steken, zijn veelzeggend: Levensleed, Anders, Het Masker.
Arrestaties
Op 13 maart 1920 bericht het socialistische dagblad Het Volk dat er 14 personen gearresteerd zijn, beschuldigd van tegennatuurlijke ontucht met minderjarige knapen. Onder hen is een baron, een gewezen ritmeester, een departementsambtenaar, een bioscoopreiziger, een Oost-Indisch ambtenaar, een grossier en een rendez-voushouder:
18
Vermoedelijk zullen nog meer arrestaties volgen, waaronder, naar verluidt, ook van personen uit adellijke kringen. Hun slachtoffers waren een 65-tal minderjarige jongens van 12-17 jaar, die allen in verhoor zijn genomen en reeds door de mand zijn gevallen. Eenige dezer knapen worden op verzoek van de ouders in hechtenis gehouden. Ook zijn een groot aantal minderjarige soldaten als slachtoffers bij dit schandaal betrokken. Een luitenant van de jagers, bij dit geval betrokken, is voortvluchtig.
Volgens de katholieke krant De Maasbode is de militaire politie op het spoor gekomen van handelingen, door ?verdorven sujetten? gepleegd met soldaten. Men weet een veertigtal personen als verdacht van ?ergerlijke misdragingen? aan de zedenpolitie te rapporteren. Het Vaderland van 19 maart meldt dat de zedenpolitie met bekwame spoed is opgetreden en de verdachten, wier aantal reeds de twintig moet overschrijden, naar de gevangenis heeft overgebracht. Het schijnt, ?dat men het heele broeinest nog niet heeft kunnen vernietigen?. Het katholieke blad De Controleur weet op 3 april te melden ?dat onder de h.s. zeer geniale menschen worden aangetroffen. Is niet een onzer grootste kunst-kenners een ijverig lid van het merkwaardig genootschap. Het gaat dan ook niet aan, de h.s. uit onze gemeenschap te bannen.? Met die kunstkenner kan alleen Abraham Bredius bedoeld zijn, maecenas, en oud-directeur van het Mauritshuis.
Achterdeur
Deze krantenberichten hebben tot in onze tijd een vervolg gekregen in de hardnekkige verhalen omtrent de inval in een ?jongensbordeel?, waarbij enige hoge pieten gesnapt
19
zouden zijn, zoals Prins Hendrik, Bredius, Couperus en anderen, die zich door hun hoge rang aan vervolging konden onttrekken. Deze verhalen heb ik in zo oorspronkelijk mogelijke vorm geprobeerd te traceren. De eerste die er iets over publiceert, is de politicus Marinus van der Goes van Naters, in zijn memoires Met en tegen de tijd (1980). In een hoofdstuk over de twijfelachtige praktijken van politiecommissaris Blok schrijft hij:
Een jaar of vijftien eerder [dan 1928-1929, P.Sn.] was er in Den Haag een zedenschandaal, een soort ?ballet rose? met kinderen ?van beiderlei kunne?. Er is een inval gedaan. Twee aanwezigen, prins Hendrik en Louis Couperus, zijn toen onder anderen door ? toen nog ? rechercheur Blok in veilige haven gebracht. Louis Couperus heeft zich toen in vrijwillige ballingschap gebracht naar het zuiden, en schreef nostalgische brieven over Nederland. Prins Hendrik...
En met die suggestieve puntjes besluit Van der Goes zijn sensationele onthulling. In het Leidse universiteitsblad Mare (12 maart 1981) schrijft Herman Verhaar:
Ik ken geen preutser schrijvers dan schrijvers over Couperus. Uit mondelinge overlevering weet ik bijvoorbeeld dat er in Couperus? leven een achter gesloten deuren behandeld zedendelict is geweest (waarvan de processtukken die zich in het archief van het departement van justitie bevonden pas in 1963 werden vernietigd), maar bij zijn biografen ? Van Booven, Van Tricht, Vogel, Bastet ? lees je daar over geen woord.
Dan hebben we nog H. Arlman en G. Mulder, die in een artikel over de beruchte politiecommissaris Van ?t Sant in Vrij Nederland (1981) vertellen:
In het voorjaar van 1920 zouden Haagse politiemannen bij hun inval in het bewuste verdachte huis een aantal minderjarige jongens, prins Hendrik en Couperus hebben aangetroffen, en voorts de kunsthistoricus dr. A. Bredius, de ritmeester der cavalerie C.J.J. Sixma baron van Heemstra, Axel Fürst von Thurn und Taxis en de kantoorbediende E.L. van Oostrom Soede. Gelukkig voor Hendrik had de justitie een scherp oog voor het landsbelang: met uitzondering van Van Heemstra en Van Oostrom Soede ? dezen werden veroordeeld tot respectievelijk vier en twaalf maanden ? ontsprongen hij en de anderen de dans, al reisde Couperus hals over kop naar Italië af.
In de recentste editie van Arlman en Mulders boek dat uit de artikelen over Van ?t Sant voortkwam, Van de Prins geen kwaad (vierde druk, 1988), is de formulering wat veranderd, maar de inhoud niet ? alleen het afreizen van Couperus naar Italië ontbreekt. Misschien is Frédéric Bastet daarvan de oorzaak, die beide auteurs om opheldering over Couperus? betrokkenheid vroeg.
Arlman en Mulder antwoordden Bastet dat hun bron een (in 1981) inmiddels bejaarde hogere ambtenaar van de politie is, die de auteurs anonimiteit hebben toegezegd. Deze heeft de inval in het bordeel niet meegemaakt ? hij kwam pas enige jaren
20
later bij de Haagse politie in dienst ? maar hij herinnert zich dat deze gegevens over Hendrik en Couperus destijds bij de Haagse politie algemeen bekend waren.
Een Hagenaar die in de jaren vijftig een kamer huurt in het huis van een dochter van ir. H.A. van IJsselstein, minister van Landbouw van 1918- 1923, vertelt dat zij zich een keer liet ontvallen, dat Abraham Bredius in een gelegenheid aan de Hugo de Grootstraat werd betrapt, waar Roze Balletten werden gehouden met jongens. Ook prins Hendrik was daarbij aanwezig. De politie deed een inval, en de hoge gasten werden door de achterdeur naar buiten gelaten. Een schandaal! Er is een gesprek geweest met de minister, en Bredius moest het land verlaten; hij is in Monte Carlo gaan wonen, en heeft een van zijn Vermeers verkocht, die in bruikleen in het Mauritshuis hing. Toen de overheid hem daarover attaqueerde, sprak hij met zijn bekakte stem: ?Men jaagt mij hier op kòsten!?
Al langer op schrift staan de notities van Evert baron Wittert van Hoogland tot Emiclaer (1875-1959), die de laatste dertien jaar van zijn leven vulde met het volschrijven van duizenden pagina?s memoires. In dit curieuze, van rancune tegen alles en iedereen vervulde geschrift, dat berust in het Nationaal Archief, wordt vooral prins Hendrik veelvuldig op de korrel genomen vanwege zijn seksuele escapades, en ook de man die hem op last van koningin Wilhelmina placht te sauveren: Van?t Sant. Het Haagse zedenschandaal wordt door Wittert enkele malen behandeld, bijvoorbeeld zo:
In juni 1920 werd den haag opgeschrikt door het bekend worden van een groot zedenschandaal, zoo groot als in den haag nog nooit was voorgekomen. De politie had n.l. een inval gedaan in een particulier huis en daar een aantal personen betrapt op homosexueele handelingen met minderjarige jongens. (Het Vaderland van juni 1920). Tot de schuldigen behoorden een Ritmeester van de cavalerie, Sixma baron van Heemstra, Jaap Knoote, en last but not least.... Prins Hendrik.
En in nummer 2 (1992) van het geïllustreerde archieftijdschrift Den Haag zoals het was staat (zonder enige bronvermelding) dat in Den Haag geruchten de ronde deden over de erotische belangstelling van de prins-gemaal voor jongens.
Haagse ouders waren om die reden huiverig om hun zoontjes te laten deelnemen aan de padvinderij, waarvan Hendrik beschermheer was. In 1920 deed de politie een inval in een bordeel met minderjarige jongens aan het Lange Voorhout. Behalve
21
prins Hendrik waren daar ook de schrijver Louis Couperus en de kunsthistoricus Abraham Bredius. De prins werd evenals beide bekende heren via een achterdeur stiekem afgevoerd; de andere aanwezigen werden aangehouden en na een proces achter gesloten deuren tot enkele maanden gevangenisstraf veroordeeld.
Legenden
Er is veel op al deze verhalen af te dingen, en niet alleen dat ze zo mondeling zijn gebleven tot meer dan een kwart eeuw na dato. Zo verhuist Abraham Bredius in 1922 naar Monaco, maar heeft hij de enige Vermeer die ooit in zijn bezit was, ?De allegorie van het geloof?, pas in 1928 aan een Parijse kunsthandel verkocht.
De vage datering van Van der Goes van Naters brengt ons bij circa 1913. Couperus woonde echter van 1900 tot 1915 permanent in Nice en in Italië. Het jaar 1920 komt geenszins in zicht, want inspecteur van politie Joël Blok werd in februari 1918 commissaris van politie in Culemborg. Dat beperkt het schandaal tot de jaren 1915, 1916 en 1917. En Couperus kon helaas middenin de Eerste Wereldoorlog niet zomaar naar het zuiden vertrekken!
?Ballet rose? is een verwarrende term, die eigenlijk naaktshow betekent. Het gebruik van de kleur roze voor homoseksualiteit stamt uit de Duitse concentratiekampen, waar de roze driehoek de wegens homoseksualiteit gedetineerden kenmerkte. Pas vanaf het eind van de jaren zestig hebben homoseksuelen zichzelf met deze geuzenkleur getooid. Een naaktshow is geen orgie, er is geen interactie tussen publiek en degenen die zich showen. Herman Verhaar verzekerde me dat het delict van Louis Couperus slechts bestaan heeft uit het kijken naar naakte mannelijke artiesten. Zijn informant was de letterkundige Fred Batten, die nu niet als bijzonder betrouwbare bron bekendstaat.
Een achter gesloten deuren behandeld zedendelict is trouwens iets heel anders dan dat een rechercheur de misdadiger stiekem heeft laten ontsnappen. Wat de eerste mogelijkheid betreft kunnen we kort zijn: als Couperus schuldig was bevonden, zij het ook achter gesloten deuren, als er processtukken of rapporten waren geweest, had hij nooit de ridderorde gekregen die hem op 9 juni 1923, ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag, gewerd. P.C. Boutens, die nooit was gearresteerd of veroordeeld, kreeg in 1930 zijn lintje niet, omdat hij als homoseksueel bekend stond en er incriminerende rapporten over hem bestonden.
Frédéric Bastet verwijst in zijn biografie van 1987 alle verhalen over Couperus? betrokkenheid naar het rijk der legenden. Couperus is niet halsoverkop vertrokken, maar pas in oktober 1920, en naar Noord-Afrika, niet Italië. En waarom zou politie of justitie een officier en edelman veroordelen, maar een decadente schrijver de hand boven het hoofd houden?
Bastet citeert in zijn boek een anonieme brief van juni 1920, gericht aan de Haagsche Kunstkring, waarin wordt gewaarschuwd tegen Thurn und Taxis:
Hij maakt van al die jonge jongens flikkers! Bredius, jhr. Schorer, van Welie, de schilder Kronig, Heemstra, allemaal vrienden van hem. Hij heeft het met het zedenschandaal erg benauwd gehad.
In deze brief is geen sprake van Couperus, noch van prins Hendrik. Kronig was de pleegzoon van Bredius, Antoon van Welie de bekende societyschilder. Prins (niet ?vorst?) Alexander von Thurn und Taxis fungeerde als zaakgelastigde van de kersverse republiek Tsjechoslowakije.
22
Het gezelschap van Arlman en Mulder is nogal merkwaardig samengesteld. Van prins Hendrik werd en wordt gezegd dat hij padvinders in de kuiten kneep. (Over die andere prins verderop meer.) Van de bekende Hagenaars Couperus en Bredius was het algemeen bekend dat zij homoseksueel waren. De baron en de kantoorbediende zijn de enige veroordeelden van het schandaal van 1920 van wie de initialen ? die in de meeste kranten gepubliceerd werden ? toevallig direct herkenbare personen opleverden, dankzij hun dubbele achternaam.
Of zoals Charley van Heezen (= J.H. François) de roddels in Sociëteit De Witte al scherp karakteriseerde in Het Masker:
Bekende personen, wier anders-zijn meer of minder een publiek geheim was, waren, volgens de bitterende, in roddelen voor oude dames niet onder doende ouwe heeren, allen in het schandaal betrokken.
Maar nergens in de originele krantenberichten uit 1920 is sprake van naaktshows, een verdacht huis of een bordeel, hetzij aan het Lange Voorhout of de Hugo de Grootstraat. Ook Wittert van Hoogland gebruikt nimmer het woord ?bordeel?. Knoote (secretaris-penningmeester van de Algemeene Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, wellicht een kennis van Wittert) en Sixma behoren tot de veroordeelden. Hij vermeldt noch Bredius, noch Thurn und Taxis, laat staan Couperus. En wat de bron aangaat die Wittert noemt: in Het Vaderland van 1920 is nergens sprake van betrokkenheid van prins Hendrik of zelfs maar van een inval.
Je ziet hier voor je ogen een roddel ontstaan. De bejaarde politieman en anderen die een klok hadden horen luiden, waren niet zo precies op de hoogte van wat er eigenlijk in 1920 was voorgevallen. Ze beschikten misschien over krantenberichten uit Het Vaderland over het proces, maar niet over De Telegraaf. Zo konden ze alleen de beide dubbele namen achterhalen. Bekende Hagenaars van wie iedereen wist dat ze zó waren, zullen er ook wel bij betrokken zijn geweest. En als zo?n sensationeel verhaal eenmaal bestaat, wordt het nagepraat, en al gauw weet iedereen zeker ? volgens de wet van guilt by association ? dat bepaalde hoge pieten hun straf hebben kunnen ontlopen, omdat de zaak ?van hogerhand? in de doofpot is gestopt. Wie ?hogerhand? was, en de vraag waarom ?hogerhand? het zo belangrijk vond om een door eerzame christenen dubieus geachte schrijver voor de poorten van het cachot weg te slepen, maar een cavalerie-baron met een dubbele naam niet (ondanks zijn connecties met de Majesteit) ? daar wordt niet eens naar gegist. Sensatie is nu eenmaal lekkerder dan saaie waarheid.
Wellicht ontstond deze nog steeds effectieve roddel pas ná 1936, omdat er in de vele artikelen en brochures over het tweede grote Haagse zedenschandaal (de Zaak- Ries), pro of anti, anoniem of ondertekend, helemaal niets te vinden is dat refereert aan deze Bekende Hagenaars en hun Schandaal dat slechts zestien jaar na die sensationele zaak nog vers in het geheugen moet hebben gelegen.
Wat er dan precies wél gebeurd is? Van de oorspronkelijke archiefstukken is wel het een en ander overgebleven. In ons artikel in Pro Memorie wordt een complete reconstructie van het schandaal van 1920 gegeven. Ik beperk me hier tot een chronologische opsomming.
Buiten de perken
In november 1919 wordt een twintigjarige dienstplichtige militair gearresteerd en in het Huis van Bewaring opgesloten op verdenking van diefstal. In februari 1920 wordt hij veroordeeld tot acht maanden met aftrek. Op 12 januari 1920 wordt op last van de
23
Haagse auditeur-militair (dat is militair officier van justitie) mr. B. van Rossem een dertigjarige reserve-luitenant opgepakt die verdacht wordt van seksuele contacten met een minderjarige van hetzelfde geslacht, mogelijk dezelfde diefachtige militair. Voor deze officier lijkt het met een sisser af te lopen: hij wordt weer vrijgelaten, en krijgt eervol ontslag uit de dienst. En op 30 januari wordt een inmiddels 21-jarige dienstplichtige gearresteerd wegens desertie.
Kennelijk is in de loop van februari de eerste en/of de tweede dienstplichtige gaan praten over zijn homoseksuele contacten. De luitenant wordt weer bij Van Rossem ontboden, maar acht het raadzaam eerst contact op te nemen met zijn advocaat, mr. Derk van Houten, zoon van de staatsman Sam van Houten (van het Kinderwetje) en vader van de flamboyante, homoseksuele advocaat Sam van Houten jr. De luitenant wordt ditmaal niet vastgehouden, en hij vertrekt op 8 maart met zijn vader naar Zwitserland. De dag daarna wordt hij per telegram opnieuw op het bureau van de militair aanklager ontboden. Maar de luitenant vindt het beter niet aan dat telegram gehoor te geven. (Vijf jaar later verblijft hij nog steeds in het buitenland?)
Van Rossem is nu door de luitenant en door de twee dienstplichtigen op de hoogte geraakt van homoseksuele praktijken in Den Haag, die hij met kracht gaat bestrijden. Hij stuurt een avontuurlijke rechercheur op pad, A. van Ockenburg genaamd, die als eerste een burger weet op te sporen. Deze wordt als getuige naar het Militair Provoosthuis overgebracht, de militaire gevangenis aan de Pompstationsweg. Naar alle waarschijnlijkheid is dit de vijftigjarige C.J.J. Sixma baron van Heemstra, een al jaren gepensioneerd ritmeester der cavalerie. Bij het verhoor door de Militaire Politie blijkt dat deze getuige zich mogelijk schuldig gemaakt heeft aan overtreding van artikel 248bis.
In de periode tussen 11 en 23 maart wordt nu een twintigtal verdachten in preventieve hechtenis genomen, onder wie Jaap Knoote. Op een rapport van procureurgeneraal jhr. mr. P.A.J. Van den Brandeler aan de minister van Justitie, gedateerd 13 maart, over de eerste negen gearresteerde Hagenaars, noteert iemand (minister Heemskerk? Secretaris-generaal Van Blom?) in potlood drie namen van bekende ingezetenen, die kennelijk al verdacht worden: ?Taets v. Amerongen? Dr. P.C. Boutens? Alting von Geusau??. Geen van die namen komt voor in bovenvermelde mondelinge verhalen. En nee, geen van die drie bekende homoseksuelen behoren tot de verdachten van ?1920?.
De gearresteerden worden in het Militair Provoosthuis opgesloten. Ook worden tientallen jongens gehoord. De (militaire!) recherche gaat zeer methodisch te werk: twee weken speuren, dan twee weken arresteren, daarna weer een week of twee van recherchewerk. Na 23 maart wordt er twee weken niemand aangehouden, maar tussen 7 en 19 april worden er acht mannen in het Huis van Bewaring opgenomen, en tussen 3 en 19 mei nog eens zes.
Naar verschillende personen wordt vergeefs gezocht. Onder hen is de Prins, maar niet die van Oranje. Prins Alexander von Thurn und Taxis is naar
24
het buitenland gereisd. Een tweede prins, maar weer niet Hendrik, wordt verdacht van homoseksuele handelingen met een jongen van vijftien: Prins Emmanuel Rosetti Rasnovano, eerste secretaris van de Roemeense legatie. Hij wordt niet vervolgd, maar slechts aan het eind van 1920 naar een buitenland overgeplaatst.
Waarschijnlijk vindt er verder rechercheonderzoek plaats in de tweede helft van mei, om daarna opnieuw een reeks aanhoudingen te kunnen verrichten. Want er wordt vanaf 15 mei 1920 gepost bij het huis van Bredius, tot diens advocaat, jawel, mr. Derk van Houten, na een tweetal intimiderende incidenten (Bredius? jongste knecht Aalbregt en zijn secretaris ? later erfgenaam ? Kronig worden voor verhoor opgebracht, op last van auditeur- militair Van Rossem) op 27 mei een uitgebreide, boze brief stuurt aan de substituutofficier van Justitie in Den Haag, mr. E.F. Enger. Van Houten wijst erop dat het nu niet bepaald de taak van een militaire aanklager is om burgers op te sporen en te vervolgen als zij misdrijven plegen die uitsluitend ter beoordeling staan van de civiele justitie. Hij protesteert tegen de bemoeienis van militaire autoriteiten, die voor de burgerij onduldbaar is, en tegen een manier van opsporing die bij de burgerlijke justitie niet gebruikelijk is. In zijn brief geeft hij een inkijkje in hoe de militaire recherche te werk gaat:
De wyze waarop zelfs zeer jonge lieden uit de school en uit hun kantoren worden gehaald om inlichtingen te geven aan de Justitie, kan niet anders dan de reputatie van velen, ook van die jonge lieden, schaden.
Machtsmisbruik noemt hij deze militaire methoden.
Van Houten is niet de enige die tegen de militaire onderzoekingen protesteert. Dat doet ook de oud-advocaat jhr.dr. J.A. Schorer, die in 1912 een comité had opgericht tegen het antihomoseksuele wetsartikel 248bis. Schorer is op dat moment ongetwijfeld één van de best ingelichte mensen in Nederland over alle aspecten van homoseksualiteit, ook de juridische. Hij voorziet de rechtbank en de advocaten van de verdachten van informatie en steekt een bezoek af bij zijn oude studiegenoot J.G. van Blom, die secretaris- generaal is van het ministerie van Justitie. Schorers adellijke titel en het gemeenschappelijk verleden in het Leids studentencorps opent deuren die voor anderen gesloten zullen zijn gebleven. Daarnaast is hij een volle neef van de Haagse procureurgeneraal Van den Brandeler, en zal hij van die toevalligheid wel gebruik hebben gemaakt om ook deze te bezoeken.
Op Schorers instigatie schrijft een journalist, A. van Tienhoven, een goed gefundeerd artikel in het weekblad De Nieuwe Amsterdammer van 5 juni 1920:
Militairen worden gevangen gehouden tot ze namen hebben genoemd en de gevraagde getuigenissen hebben afgelegd. De getuigen worden gefouilleerd en uit hun particuliere correspondentie en adresboekjes wordt nieuw materiaal gezocht. En prostitués worden als lokvink in het park uitgestuurd. Daar spreken ze voorbijgangers aan, terwijl de vervolgers zelf achter bomen en struiken op de loer staan. Wie waagt op zo?n gesprek in te gaan, wat elke nietsvermoedende voorbijganger kan overkomen, wordt meegenomen naar de provoost. Bij huizen van mensen van wie het gerucht gaat dat ze homo zijn, wordt gepost, en degenen die inen uitgaan worden aangehouden. Men verzamelt zo voortdurend materiaal en tracht van ieder die als homosexueel bekend staat na te gaan of hij zich sinds 1911 met een minderjarige heeft ingelaten. Het is een vervolging, die alle perken der humaniteit te buiten gaat.
25
Wie van de beide juristen, Schorer of Van Houten, de meeste invloed uitoefent zullen we nooit weten, maar het is duidelijk dat er een boel zand tussen de raderen van de militaire vervolgingsmachine terechtkomt. Het proces vindt plaats op 3 juni. Er staan dertig mannen terecht, waarvan er één wordt vrijgesproken. In plaats van het verwachte drama krijgen de journalisten en andere sensatiezoekers het lid op de neus: al meteen bij het begin wordt de zaak voor besloten verklaard, hetgeen ongebruikelijk was. Alleen bij het voorlezen van de vonnissen mogen de journalisten de rechtszaal betreden. De kranten constateren dat tegen de gewoonte in de president van de rechtbank de beklaagden met ?heeren? aanspreekt (terwijl de meeste beklaagden niet uit de hogere standen komen, zo benadrukt Het Vaderland).
De voornamen van de beklaagden worden weggelaten, en pas na aandringen krijgt de pers een lijst met namen. Misschien is het uit narrigheid tegenover deze behandeling dat De Telegraaf de namen van de beklaagden voluit in de krant zet ? zelfs die van de vrijgesprokene! Een ploertenstreek, aldus Schorer. Alle kranten volstaan met een kort bericht over het proces, waarvan de initialen van de veroordeelden meer dan de helft uitmaken. Eén van hen is C.J.J. baron S.v.H. Een ander heet E.L. van O.S. Een L.C. is er niet bij!
De straffen variëren van acht weken tot en met twee jaar met aftrek; in de meeste gevallen is dat aanzienlijk lager dan de eis. Veroordelingen worden vooral uitgesproken wegens overtreding van het al beruchte artikel 248bis Wetboek van Strafrecht, maar ook wegens artikel 247, dat seksuele omgang met jongens en meisjes jonger dan 16 jaar verbiedt. Twee mannen worden zwaar gestraft wegens artikel 250bis: zij hebben gelegenheid gegeven tot rendez-vous in hun woning.
Alles heeft zich afgespeeld in de jaren 1917-1920: vrijwel uitsluitend betastingen en (soms wederzijdse) masturbatie. Anaal contact kwam één keer voor, oraal contact nimmer. Dwang was niet aan de orde geweest. Van orgiën, naakshows of wat voor groepsverband dan ook was in het geheel geen sprake.
Nachtkaars
Na het proces ging het grote Haagse Zedenschandaal als een nachtkaars uit. Van Rossem werd niet meer gesteund in zijn strijd tegen de ?ernstige moraliteits-toestanden in de residentie? door de minister van Justitie. Ondanks zijn protesten werd, zoals te zien is in het archief, de zaak al op 14 augustus 1920 afgelegd. Dat was beslist niet omdat de minister en zijn ambtenaren tot de zienswijze van Schorer bekeerd waren, maar eerder omdat Van Rossems plannen om Bredius aan te pakken bedreigend werden geacht. Een doos van Pandora zou kunnen opengaan en tal van hooggeplaatste vaderlanders in problemen brengen. Zo had bijvoorbeeld Sixma van Heemstra?s broer een vertrouwenspositie aan het Hof. De schandvlek van de oud-ritmeester straalde geheel onverdiend op zijn familie af!
De gretigheid van de auditeur-militair zou steeds meer tot klachten kunnen leiden, zeker als hij zich zou trachten te vergrijpen aan de betere standen. Maar de belangrijkste reden om Van Rossem te dwarsbomen was ongetwijfeld dat het ministerie van Justitie geen indringers op eigen terrein tolereerde, geen militaire justitie die zich de taak van de burgerrechtbank aanmatigde.
Ten slotte de waarnemingen van een jonge man, die er in tegenstelling tot sommige politieagenten en andere lieden wél bij was in 1920, die redelijk op de hoogte was en die zonder een echte insider te zijn toch méér wist dan er in de kranten stond. Deze negentienjarige jongeman, Piet van Loon, pas als homo ontloken, correspondeerde met een achttienjarige jongen op een internaat in Zeist:
26
20 maart 1920. (...) Verder is het grootste nieuws natuurlijk het overal besproken ?zedenschandaal?. Je begrijpt dat ik hier natuurlijk niet ?alles? kan schrijven, vanwege het werkelijk groote gevaar dat daaraan verbonden is! De politie hier ter stede werkt met zulke onbeschaafde schurkenmanieren dat het alle perken te buiten gaat!
Dan moet je niets geloven van al die praatjes van hooge personages enz.! Die zijn er in werkelijkheid maar enkelen die vast zitten, en daar bestaat dan ook wel een grondige reden voor. (?) Nu zijn er echter onder die smeerlappen, lui die voor de Rechter andere namen zijn gaan noemen! En zoodoende worden er personen in betrokken die met het eigenlijke schandaal niets te maken hadden. En dat is treurig! Want hoeveel duizenden zijn er niet die zich aan de uranische [= homoseksuele, P.Sn.] prostitutie overgeven (iets wat m.i. nooit goed te keuren valt!) doch verder daarmede toch weinig praktisch nadeel opleveren voor de maatschappij, die daar toch in hooge mate eigen schuld aan is!
Ze komen met hun onderzoek dus thans op een geheel nieuw terrein, waar niets te doen is als oogsten! De Wet stelt echter alleen strafbaar ?het plegen van onzedelijke handelingen met minderjarigen?. En daar zoeken ze dan ook naar en komt er heel wat los. De grootste hoeren loopen los en solide menschen die een vriend beneden 21 jaar hadden zitten vast!
?t Ergste van alles is echter dat het stomme volk nu denkt dat iedereen die homosexueel is, ook noodwendig bij dit schandaal betrokken is. Zoodoende die namen. De Rechters hadden eerst gedacht met honderd te doen te krijgen, doch zien nu lijsten van duizenden en tienduizenden! Wel eens goed. ?t Eind van de historie zal wel zijn: Alles vrij en Rechters in ?t gekkenhuis!
Je begrijpt dat wanneer je veel menschen kent die homo zijn en waaronder dus altijd ook menschen zijn die strafbare handelingen gepleegd hebben, het verdomd oppassen is dat je ook geen last krijgt. Er hoeft er maar één je naam eens te noemen en er komt een rijtuig voor! De couranten zeggen er niet veel van omdat ze niets weten als algemene dingen die als laster tegen de geheele secte beschouwd moeten worden.
?t Is zoo?n rare tijd!
Uit dit alles mag duidelijk blijken dat Couperus niets te maken had met het ?Haagse zedenschandaal? van 1920. Wie in de toekomst nog wil beweren dat hij op wat voor manier dan ook betrokken was bij zedenmisdrijven, zal met bewijzen moeten komen.
Dit artikel is grotendeels gebaseerd op ?Ernstige moraliteits-toestanden in de residentie?. Een ?whodunnit? over het Haagse zedenschandaal van 1920? door Theo van der Meer en Paul Snijders, gepubliceerd, met uitgebreide bronvermeldingen, in het rechtshistorisch tijdschrift Pro Memorie. Bijdrage tot de rechtsgeschiedenis der Nederlanden 4 (2002, dec.), afl. 2 , p.373-407.
|
|
|